De National Museums of Scotland in Edinburgh heeft al meer dan 150 jaar een bijzonder beeld van een geknielde man wiens gezicht is vernietigd in het bezit. Gezeten op zijn schoot, genesteld in zijn uitgestrekte armen, houdt hij de kleine, mollige figuur vast van een kind dat onmiskenbaar een farao is. Het kind draagt de blauwe kroon met een uraeus. Het beeld is voor generaties aan egyptologen een mysterie gebleven omdat het ‘impossible’ zou zijn. Volgens de strikte conventies kon een gewone burger op geen enkel moment een regerende koning aanraken, laat staan in zo’n intiem contact. Conservator Margaret Maitland vond beelden van hetzelfde type in verschillende musea over de hele wereld. Ze merkte ook op dat ze nog één ding gemeen hadden: ze waren allemaal afkomstig van opgravingen te Deir el-Medina, het dorp van de arbeiders en ambachtslieden die verantwoordelijk waren voor de aanleg van de koningsgraven. Maitland veronderstelt dat de voormannen van de arbeiders in Deir el-Medina de unieke toestemming hadden om standbeelden van de koning aan te bieden aan kapellen in hun eigen tempel van Hathor in Deir el-Medina, waarbij ze zichzelf in nauw contact met deze beelden afbeeldden. Het feit dat dit beeld het standbeeld van de farao afbeeldt, en niet de farao zelf, maakt het bestaan ervan acceptabeler. Als Maitland’s identificatie van de kleine koning aan Ramses II correct is, weten we wie de donor is: zijn naam is Ramose.
Lees het artikel: The King and I: The politics of royal statue dedication and patronage at Deir el-Medina.