Description
Syllabus Wonderverhalen aan het hof van Choefoe
De syllabus ‘Wonderverhalen aan het hof van Choefoe’ is bedoeld voor gevorderde cursisten hiërogliefenschrift. De tekst dateert uit het Middenrijk maar het verhaal speelt zich af in het Oude Rijk. De vier zonen van koning Choefoe uit de 4de dynastie vertellen allen een verhaal aan hun vader. In deze syllabus wordt alleen het tekstgedeelte behandeld waarin de vierde zoon Hordjedef als voorleespriester aan het woord komt. Zijn verhaal leidt Hordjedef in met een verwijzing naar de verhalen van zijn drie broers die allen kozen voor een wonderverhaal uit het verleden. Hordjedef wijst zijn vader erop dat de waarheid niet meer valt te achterhalen. Hij kiest om die reden voor een wonderverhaal uit de tijd van Choefoe zelf. Hij wijst zijn vader op het bestaan van een zekere Djedi. Deze man zou inmiddels 110 jaar oud zijn en nog dagelijks vijfhonderd broden, één runderschouder aan vlees en honderd kruiken bier verorberen. Hij zou een afgesneden hoofd weer aan weten te zetten. Hij zou een leeuw achter zich kunnen laten lopen, terwijl zijn riem op de grond hangt. Het allerbelangrijkste is echter dat Djedi het aantal van de geheime kamers van het heiligdom van Thot zou kennen. Choefoe was hier vooral in geïnteresseerd omdat hij voor zichzelf het gelijke ervan wilde laten maken in zijn piramide te Gizeh. Djedi moest dan ook terstond door Hordjedef worden gehaald toen hij met zijn verhaal begon.